Waar de verlichting werd gekenmerkt door een bloei van de wetenschap en de kerk een verlies aan autoriteit leed, lijkt in onze eeuw de wetenschap haar afdaling begonnen naar de schandpaal. Met de komst van het internet en YouTube is er nu geen gebrek aan verklarende theorieën voor de fenomenen in onze wereld. Met zoveel diverse overtuigingen om je heen wordt het steeds lastiger te bepalen wat je wel en niet moet geloven. Wat is een betrouwbare leidraad voor kennis? En wanneer slaat gezond scepticisme om in ongezond wantrouwen? Dat zijn vragen die ik ga proberen te beantwoorden in dit paper.
Figuur 1. Meme (Townsend 2020).
Hiervoor kijk ik eerst terug naar misschien wel de populairste complottheorie ooit bedacht in de westerse filosofie, namelijk het niet bestaan van de buitenwereld, en aan welke voorwaarden een radicale scepticus vind dat betrouwbare kennis moet voldoen. Vervolgens bekijk ik één van de bekendste reacties hierop, die van filosoof George Edward Moore welke argumenteert voor het wel bestaan van de buitenwereld. Uit zijn reactie meen ik een nieuwe definitie van kennis te kunnen destilleren, namelijk kennen als zijnsvorm (verwoord in Heideggeriaanse termen). Hierna beargumenteer ik waarom deze positie over betrouwbare kennis niet alleen intuïtiever is, maar zelfs rationeler dan die van de scepticus. Tot slot vorm ik vanuit Moore’s positie een demarcatie criterium om radicaal scepticisme te kunnen onderscheiden van gezond scepticisme en hoe we deze zouden kunnen toepassen in ons dagelijks leven.
In de 17de eeuw, toen de moderne wetenschap begon op te komen, vond Descartes dat er een goed fundament ontbrak waar al die nieuwe kennis op gebaseerd kon worden. Hij deinsde niet terug voor een uitdaging, want hij nam zich voor een waarheid te vinden waar men niet aan kon twijfelen, zodat alles wat daaruit zou volgen volledig betrouwbaar zou zijn. Zijn methode om die waarheid te vinden was radicale twijfel. Zo bedacht hij per ongeluk het sceptisch argument dat eeuwen later nog steeds gebruikt zou worden om de betrouwbaarheid van kennis te ontkennen. In zijn meditaties beschrijft hij hoe hij te werk ging:
Ik ga dus van de veronderstelling uit dat (…) een of andere kwade geest, die uiterst machtig is en slim, mij met alle macht die in hem is probeert te bedriegen. Ik neem aan dat de hemel, de lucht, de aarde, kleuren, vormen, geluiden, alles wat buiten mij is, uit niets anders bestaat dan droomspelletjes, waarmee hij mijn goedgelovigheid in de val lokt. Ik beschouw mijzelf alsof ik geen handen heb, geen ogen, geen vlees, geen bloed, geen enkel zintuig, maar dat ik ten onrechte meen dat ik dit alles heb (Descartes [1641] 2001, 236).
Hoewel Descartes na dit gedachte-experiment meende die waarheid gevonden te hebben en daarmee de wetenschap gered van twijfel, was niet iedereen overtuigd. Er ontstond zelfs een hele stroming denkers die stil ging staan bij het probleem van onze waarneming. Kunnen wij eigenlijk wel iets weten over de buitenwereld, als wij geen idee hebben waar alle informatie vandaan komt dat onze hersenen binnenstroomt. Kunnen we zeker weten dat er niet van tevoren mee gesjoemeld is? Zo leek het Kant (18de eeuw) onmogelijk voor een mens om met zijn beperkte cognitieve vermogens toegang te krijgen tot iets anders dan alleen een innerlijke simulatie van de "echte" objecten (noumena) in de buitenwereld.
The concept of a noumenon (…) is the concept of an object of cognition for an intellect that is not, like ours, discursive, and thus has a non-sensible form of intuition (Stang 2018).
Met alleen een talig kenvermogen in combinatie met een zintuiglijke intuïtie zal, volgens Kant, onze kennis helaas altijd beperkt blijven tot overtuigingen. Dit idee, dat er een onderscheid is tussen een binnen- en buitenwereld en dat wij (die binnen in de ervaringswereld zijn) geen directe toegang hebben tot de "echte" buitenwereld, drijft de scepticus.
Hoewel er geen definitie van kennis van een sceptische epistemologicus te vinden zal zijn, kunnen we het voorgaande idee gebruiken om af te leiden wat een scepticus in elk geval niet tot betrouwbare kennis rekent. In zijn paper over scepticisme spelt Moore de vier aannames uit die een scepticus volgens hem heeft. Laten we één van deze vier aannames bekijken:
What is “based on” an analogical or inductive argument is never certain knowledge (Moore [1962] 2008, 30).
Met andere woorden: alleen onmiddellijke kennis, kennis dat daar deductief van is afgeleid of kennis dat overgebleven is door het uitsluiten van alle logisch mogelijke alternatieven (zoals Descartes poogde te doen) zou een scepticus accepteren als betrouwbaar. Dit is onze negatieve definitie van kennis dat het standpunt van een radicale scepticus representeert.
Nu we de sceptische definitie van betrouwbare kennis hebben wil ik ook Moore’s definitie van kennis duidelijk in kaart brengen. Het is interessant dat Moore de veel gebruikte definitie van kennis onder epistemologen (een ware en/of gerechtvaardigde overtuiging) ook verwerpt:
I am inclined to think that what is “based on” an analogical or inductive argument, in the sense in which my knowledge of belief that this is a pencil is so, may nevertheless be certain knowledge and not a more or less probable belief (Moore [1962] 2008, 30).
We zien hier dat Moore’s definitie van kennis sterker is dan alleen een “more or less probable belief”. Terwijl Moore zijn paper schrijft, heeft hij kennis van het potlood dat hij vasthoudt. Punt. Hij heeft daar niet ook nog eens een overtuiging over terwijl hij aan het schrijven is. Als je goed oplet zie je dat hij ook ‘based on’ tussen aanhalingstekens zet. Nogmaals, hij lijkt er niet in mee te gaan dat zijn kennis, dat geen overtuiging is, op dat moment ergens op “gebaseerd” is. Alsof er meerdere niveaus zouden zijn: de niveau van ervaring en een niveau van overtuigingen over deze ervaring.
Zo’n dertig jaar voordat Moore met zijn potlood zijn ideeën uiteenzette, schreef Heidegger ook al over het onbemiddeld verstaan dat we hebben van gebruiksvoorwerpen. De hamer is een favoriet voorwerp waarmee hij illustreert wat hij bedoelt:
Hoe minder het hamerding alleen maar wordt aangestaard, hoe intensiever het wordt gebruikt, des te oorspronkelijke wordt de verhouding ertoe, en des te minder verhult treed het tegemoet als dat wat het is (Heidegger [1927] 1998, 69).
Tijdens onze dagelijkse interacties (met bijvoorbeeld hamers of potloden) hebben wij al een impliciet verstaan van deze voorwerpen en de wereld om ons heen. Juist door het stilstaan bij die voorwerpen en erover te theoretiseren raakt de waarheid, of het zijn van deze dingen, verhult met overtuigingen. Kennen lijkt dus een bredere betekenis te hebben dan alleen kloppende overtuigingen hebben over dingen. Misschien kunnen wij ook weten zonder overtuigingen of woorden, door gewoon bezig te zijn. Misschien is kennis, of beter gezegd kennen, een staat van zijn.
Je zou kunnen denken, erg leuk bedacht Moore, maar het is jouw woord tegen het woord van de scepticus. De scepticus veronderstelt een onoverbrugbare kloof tussen ervaring en weten en jij veronderstelt te kunnen weten door met je potlood te schrijven. Toch vindt Moore zijn eigen positie sterker. Minstens om twee redenen:
It seems to me more certain that I do know that this is a pencil and that you are conscious, than that any single one of these assumptions is true, let alone all four (Moore [1962] 2008, 30).
De eerste reden is subjectief: het potlood voelt voor Moore nou eenmaal echter dan een assumptie van een vreemde. Moore heeft voor zichzelf zijn betrokkenheid bij de potlood als bewijsmateriaal, wat voor bewijsmateriaal heeft de scepticus voor zijn assumpties? Ten tweede heeft de scepticus nog minstens drie andere assumpties nodig om Moore’s positie te weerleggen (de vier assumpties van de scepticus zijn te vinden in de laatste alinea van Moore’s paper uit 1962). Aangezien Moore maar één assumptie heeft, namelijk dat zijn potlood en daarmee ook de buitenwereld bestaat, en deze ook nog onderbouwd is met ervaring, lijkt het niet alleen intuïtiever maar ook redelijker om Moore’s enige assumptie aan te nemen dan alle vier niet-onderbouwde assumpties van de scepticus.
Hoe is deze positie van Moore toe te passen in het dagelijks leven? Wat kun je met zijn definitie van betrouwbare kennis op het moment dat je ’s avonds voor het slapen gaan nog even door je Twitter tijdlijn scrolt? Ik geloof dat als je het Moore zou vragen hij zou zeggen: ten eerste hoeft je niet elke tweet serieus te nemen, net zoals dat we het idee dat de buitenwereld niet zou bestaan niet serieus hoeven te nemen zolang er geen reden is om dat aan te nemen. Ten tweede is een sceptische houding geen speciale neutrale houding, elke uiting van kennis of geen kennis is gestoeld op aannames. Mocht je een standpunt willen innemen, houd dan in gedachten dat posities die afhankelijk zijn van meer aannames, minder redelijker zijn om aan te nemen. En als laatste: je eigen ervaring is het enige echte bewijsmateriaal dat je hebt. Jouw natuurlijke staat van zijn is om de wereld om je heen te kennen. Jouw gevoel en impliciet verstaan dat je hebt wanneer je interacteert met de wereld om je heen, wegen zwaarder dan tweedehands argumenten verkregen via taal en kunstzinnige redeneringen.
We hebben gezien hoe een uit de hand gelopen gedachte-experiment radicale sceptici heeft voorzien van munitie. Daaronder valt de vooronderstelling dat de ervaringswereld is gescheiden van de "echte" wereld en dat onze overtuigingen “over” die wereld gerechtvaardigd moeten worden. Gelukkig hoeven we deze aannames niet aan te nemen. In het dagelijks leven volstaat het impliciet verstaan dat we hebben van onze wereld waarin we interacteren. Het lijkt zelfs rationeler aan te nemen dat we kennis kunnen hebben zonder deze uit te kunnen drukken in woorden, aangezien de scepticus meer assumpties nodig heeft om dit te weerleggen. Wanneer wij dus in het dagelijks leven niet meer weten wat we moeten geloven, kunnen wij Moorse's positie gebruiken als een demarcatie criterium door (1) te checken of er een reden is om een bepaalde uiting van kennis (of geen kennis) serieus te nemen, (2) standpunten te kiezen die op minder aannames stoelen en daarom redelijker zijn en (3) als dat allemaal niet helpt kunnen we altijd nog gewoon teruggaan naar ons eigen gevoel en intuïtie, wat uiteindelijk het enige bewijsmateriaal is dat we hebben, en alle gekke ingewikkelde theorieën laten voor wat ze zijn.
Figuur 2. Meme (Know Your Meme 2018).
Descartes, René. (1641) 2001. Meditaties over de eerste filosofie. Herdruk, Amsterdam: Boom Uitgevers Amsterdam. Paginanummers verwijzen naar de Boom editie.
Heidegger, Martin. (1927) 1998. Zijn en tijd. Nijmegen. Paginanummers verwijzen naar de originele editie.
Moore, GE. (1939) 2008. “Proof of an External World.” In Epistemology: An Anthology, Wiley-Blackwell, 26-28.
Moore, GE. (1962) 2008. “Four forms of scepticism.” In Epistemology: An Anthology, Wiley-Blackwell, 29-30.
Stang, Nicholas F. 2018. “Kant’s Transcendental Idealism.” In The Stanford Encyclopedia of Philosophy. Geraadpleegd op 16-01-2021. https://plato.stanford.edu/archives/win2018/entries/kant-transcendental-idealism/#PhenNoum.
Townsend, Samantha (stem357). 2020. “Meme over autoriteit wetenschap.” Geraadpleegd op 16-01-2021. https://www.instagram.com/p/CCiuqHQgAVd.
Know your meme. 2018. “Flat Earth Theory - If the earth was flat, cats would have pushed everything off it by now.” Geraadpleegd op 16-01-2021. https://knowyourmeme.com/photos/1323410-flat-earth-theory.